Een bank verdient geld door een hogere rente te ontvangen op verstrekte kredieten dan de rente die betaald wordt op de leningen die ze zelf aangaan.
Gewoonlijk lenen banken van spaarders en de centrale bank om vervolgens deze gelden op langere termijn uit te lenen via onder andere hypotheken, bedrijfsleningen en de aanschaf van overheidsobligaties.
In de jaren ‘80 ging het helemaal fout met het businessmodel van de spaarbanken. Zij hadden leningen verstrekt tegen een vaste rentevoet en werden plots geconfronteerd met stijgende rentevoeten.
Spaarbanken moesten zo meer aan rente betalen dan ze ontvingen waardoor 747 banken gedwongen werden de deuren te sluiten.
De situatie van toen is vrij goed vergelijkbaar met hetgeen zich vandaag op een hoger niveau afspeelt bij de centrale banken.
Zo rapporteerde de Zwitserse centrale bank een verlies van 142 miljard frank over de eerste zes maanden van dit jaar, verwacht De Nederlandsche Bank tot 2026 een jaarlijks verlies van 9 miljard euro en kijkt de Federal Reserve aan tegen een gat in de balans van naar schatting $1.500 miljard.
Wat is hier allemaal aan de hand?
Deze centrale banken hebben jarenlang aan quantitative easing gedaan waarbij obligaties werden gekocht om de rentetarieven laag te houden en de inflatie aan te jagen.
Het is nog niet zo heel lang geleden dat de meeste obligaties noteerden tegen een negatieve rente waardoor deze obligatieportefeuille slechts minimale rente-opbrengsten genereert.
Nu de rentes flink stijgende zijn, moeten centrale banken méér rente aan banken die geld bij hen parkeren waardoor de ontvangen rente kleiner is dan de betaalde rente en er operationeel geld verloren wordt.
Deze operationele verliezen eten het eigen vermogen van de centrale banken op waardoor deze in feite virtueel failliet zijn.
Dat is geen probleem volgens de centraal bankiers want de aandeelhouders (lees: de overheden) zullen deze verliezen wel bijpassen.
Waar de voorbije jaren overheden gered moesten worden door de centrale banken, worden de rollen nu omgekeerd en moeten centrale banken gered worden door de overheden.
Je voelt wel aan dat dit natuurlijk in de praktijk een heel stuk moeilijker ligt.
Overheden kampen met gigantische overheidstekorten en stijgende schulden waardoor er eigenlijk helemaal geen financiële ruimte is.
Bovendien zou zo’n redding ook maatschappelijk erg moeilijk liggen omdat het belastinggeld dat naar de centrale banken gestuurd wordt in feite via rentebetalingen bij de commerciële banken zal belanden.
Er is echter nog een andere manier om de centrale banken te redden van de ondergang.
Ik heb dat al eens aangehaald in mijn documentaire:
“Het eindspel is een devaluatie tegenover de goudprijs. Dat kan geleidelijk aan gaan, of in één pennentrek zoals Franklin D. Roosevelt deed.
Tijdens het eindspel krijgt goud weer een grote rol in het systeem. De grote revolutie zal er niet uitzien als een oorlog, het zal een terugkeer zijn naar een periode waar goud terug in ons financieel systeem komt.”
Opmerkelijk genoeg zei Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank, iets gelijkaardig in het TV-programma ‘Buitenhof’.
Knot wees naar de goudreserves die de DNB aanhoudt en de mogelijkheid om de herwaarderingsreserve van 20 miljard euro aan te wenden om het eigen vermogen te versterken.
Zo makkelijk is het dus. Centrale banken kunnen de verliezen op hun balans compenseren via een hogere goudprijs.
Dat kan geleidelijk aan, door goud te kopen en de prijs stelselmatig hoger te duwen, of -zoals tijdens de jaren ‘30- in één beweging.
Als de ECB morgen zegt dat ze bereid zijn om goud te kopen tegen 10.000 euro per ounce zal de prijs bliksemsnel die richting uitgaan.
Centrale banken zitten dan op gigantische herwaarderingsmeerwaarden die gebruikt kunnen worden om de gaten in de balans te dichten. |