Bovenstaande foto toont je een blinkende gouden munten van 1 ounce. Een Krugerrand om specifiek te zijn.
Op dit moment kan je deze munt inruilen voor 100 blinkende, zilveren munten.
De gemiddelde verhouding de voorbije decennia was 50, in 2011 zelfs even 30.
Die 30 is zelfs geen uiterste. Gedurende een groot deel van de geschiedenis bedroeg de ratio 16. Een niveau dat begin jaren ‘80 weer even werd aangetikt.
Zilver is op dit moment zo goedkoop dat de meeste zilvermijnen er geen droog brood mee kunnen verdienen. Dit is ook waarom er zo weinig zilvermijnen operationeel zijn. Het sop is de kool niet meer waard.
Er wordt momenteel amper 8 ounces zilver geproduceerd voor iedere ounce goud die naar boven komt. En toch is goud dus 100 keer zo duur.
Het zegt iets over de uitzonderlijke tijden die we beleven, en het zegt ook iets over de enorme kans die zilver je biedt.
Als zilver terugkeert naar de gemiddelde verhouding van de voorbije decennia, zitten we aan $33 per ounce. Dat is een verdubbeling.
Keren we terug naar de 30 die we in 2011 zagen, dan zitten we aan $55 per ounce. Een verdriedubbeling.
En als we terugkeren naar de historische verhouding van 16, dan noteert een ounce $104. Dat is maal zes.
OK, ok, zilver is goedkoop. Spotgoedkoop. Belachelijk goedkoop zelfs.
Maar wat met het Coronavirus? De wereldeconomie gaat misschien op slot en dan daalt de vraag naar zilver.
Dat moet ik erkennen: de vraag naar zilver vanuit de industrie zal in zo’n scenario dalen.
Langs de andere kant zal de vraag bij beleggers ook stijgen. Dat effect zien we vandaag reeds. |